Super Founders zijn niet de redding
Door een goed doel op te richten heeft een handjevol oprichters enorm veel levens gered of verbeterd. Toch moet filantropie zich op uitzonderlijke organisaties richten, niet uitzonderlijke mensen.
In november vorig jaar woonde ik een presentatie van Charity Entrepreneurship bij.1 Charity Entrepreneurship is een ambitieuze organisatie die een opleiding heeft opgezet voor mensen die een goed doel willen oprichten. In een paar maanden helpen ze je een idee finetunen en stomen ze je klaar voor het leven van een ‘founder’.
Eén ding wat mij in het bijzonder is bijgebleven van die presentatie is dat we met een ‘founders shortage’ kampen. Samengevat: er zijn genoeg impactvolle dingen die niet gedaan worden, er is geld beschikbaar om die dingen te doen, en er zijn genoeg getalenteerde mensen die voor impactvolle organisaties willen werken. Wat ontbreekt, volgens Charity Entrepreneurship, zijn de oprichters van die organisaties.
Misschien denk je nu “er zijn toch al meer dan genoeg goede doelen, waarom kan geld en talent niet gewoon onder die organisaties verdeeld worden?”
Maar de crux zit in hoe enorm de verschillen tussen de meest en minst effectieve goede doelen zijn. Hieronder zie je een illustratie door Max Roser van Our World in Data die dit mooi weergeeft: onderzoek wijst uit dat de meeste mensen denken dat de beste goede doelen ongeveer anderhalf keer zo effectief zijn als de gemiddelde – maar experts schatten dat het in werkelijkheid een factor honderd is.
Het zou dus best kunnen dat als je honderd goede doelen opricht je maar één keer zo’n absolute topper creëert. Daarbij komt dat je het daadwerkelijk moet proberen om erachter te komen, aangezien voorspellen wat werkt ons nog maar mondjesmaat lukt. De uitkomst van dit alles is dat om de beste goede doelen te creëren, iemand er eerst een hele hoop moet oprichten.2
De Super Founder
We hebben dus ‘founders’ nodig. Maar de zoektocht naar die mensen kan snel de verkeerde vorm aannemen.
De eerste stap is de terechte boodschap dat een goed doel oprichten een kans is om enorm veel levens te redden (of verbeteren). Dit schrijft Joey Savoie, mede-oprichter van Charity Entrepreneurship:
“Saving so many lives is hard for the mind to grasp. (...) A way to conceptualize it is to imagine going to a stadium to watch your favorite team or musician. (...) If you save a life every day, that whole stadium of people would not be here if not for your actions. Saving this many people is a task normally reserved for superhero movies. Yet this feat can be achieved, with luck and a lot of hard work.”
Als levens redden het criterium is, kan de juiste persoon, met het juiste idee, op het juiste moment, inderdaad met recht een superheld genoemd worden – een ‘Super Founder’.
Maar hierna wordt het superheldenverhaal problematisch. De menselijke neiging, die zeker niet uitsluitend aan de filantropie is voorbehouden, is namelijk om het succes van een organisatie aan de kwaliteiten van een persoon te koppelen. Brian Klaas beschrijft in ‘The Myth of the Secret Genius’ hoe we deze fout continu maken als het op geld aankomt:
“Talent, in the way that it is often defined within Western society at least, is, like height, normally distributed. That creates a mismatch. Someone who is marginally smarter than you could become 100,000 times richer, rather than marginally richer.”
De mismatch tussen de verdeling van geld en de verdeling van talent lossen we op door aan te nemen dat, zelfs als wij de bizarre dingen die iemand als Elon Musk doet niet snappen, hij wel een ‘Secret Genius’ moet zijn. Hoe had hij anders zo rijk kunnen worden?
Positieve impact is, net als geld, niet normaal verdeeld. Ook hier is dus een mismatch, tussen hoe de respectievelijke kwaliteiten van mensen en goede doelen zijn verdeeld. Als het op de kwaliteiten van mensen aankomt kun je de grafiek van Max Roser waarschijnlijk min of meer omdraaien. Je ziet een succesvol goed doel en gaat ervan uit dat de Super Founder over uitzonderlijke capaciteiten beschikt, maar in werkelijkheid is het verschil met minder succesvolle oprichters veel kleiner.
Wel het kostuum, niet de superkrachten
Op het eerste gezicht lijkt het geen kwaad te kunnen om succesvolle oprichters op een voetstuk te plaatsen. De gedachte is: hoe meer status, hoe meer mensen belangrijk werk gaan doen. Maar het voorbeeld van een andere sector waar oprichters op een voetstuk worden geplaatst – de techsector – zou de alarmbellen moeten doen rinkelen.
Stel je zit ergens rechts in de talentverdeling (de “echte”, in het paars). Je doet een mooie opleiding, hebt een goede carrière voor de boeg, en wil graag de wereld beter maken. Tegelijkertijd heb je niet het idee dat je ooit veruit de slimste of meest getalenteerde persoon in je klas bent geweest. Realistisch gezien, denk je, is de kans dat je een Secret Genius of Super Founder bent dus klein. Wat doe je?
Eén manier om met die situatie om te gaan is jezelf overtuigen dat jij wél die uitzondering bent. Als je jezelf kan overtuigen zou het namelijk weleens een self-fulfilling prophecy kunnen worden. Brian Klaas schrijft:
“In the world of Secret Geniuses, a certain talent is being selected for other than competence: The ability to convince people that you are a Secret Genius.”
In Silicon Valley wijst dit zichzelf om de haverklap uit. Sam Bankman-Fried, de cryptomiljardair die beroemd werd omdat hij al zijn winst zou weggeven aan goede doelen, bleek talloze investeerders en klanten te hebben opgelicht. Elizabeth Holmes werd beroemd met haar bedrijf Theranos, dat een revolutie in bloedtesten beloofde. Uiteindelijk moest ze toegeven dat ze al haar investeerders (en veel patiënten) om de tuin had geleid met een technologie die nog niet bestond.
Nu is het makkelijk om te denken dat deze dynamiek in de wereld van goede doelen niet speelt, maar het voorbeeld van Sam Bankman-Fried bewijst het tegendeel. Bankman-Fried was slim, succesvol en excentriek genoeg om iedereen binnen het effectief altruïsme ervan te overtuigen dat hij iets bijzonders had. De beweging was op zoek naar boegbeelden, en Bankman-Fried diende zich aan.
Uiteindelijk is dit patroon dus een kwestie van selectie: hoe meer fondsen en financiers op zoek gaan naar Super Founders, hoe meer mensen een superheldenkostuum aantrekken en beweren dat ze kunnen vliegen.
Meer founders, minder Founders
Het mes van het Super Founder-verhaal snijdt aan twee kanten. Als het populaire beeld is dat je Steve Jobs of Rob Mathers – de top 1 procent qua talent – moet zijn om een succesvol goed doel op te richten, gaat een hele groep mensen zichzelf bij voorbaat al afschrijven. Waar het sommigen aanzet beloftes te doen die ze niet waar kunnen maken, ontmoedigt het anderen überhaupt iets te doen.
Dit brengt ons terug bij het oorspronkelijke probleem dat we willen oplossen: het vinden van de outlier organisaties, die qua impact met kop en schouders boven de rest uitsteken. Het Super Founder-verhaal veronderstelt dat we die kunnen creëren door de beste mensen te vinden, maar baseert zich op een vertekend beeld van de verdeling van talent. In plaats van de allerbeste oprichters te vinden, moet filantropie dus zo veel mogelijk geschikte oprichters aantrekken.
Als de kern van het probleem is dat we meer oprichters nodig hebben, is het Super Founder-verhaal niet de oplossing. Superhelden zijn uitzonderlijke figuren, die uitzonderlijke dingen doen. Filantropie heeft normale mensen nodig, die uitzonderlijke dingen doen.
Zie ook mijn verslag van EAGx Rotterdam.
De andere kant van de zoektocht naar de meest impactvolle goede doelen, is snel stoppen met middelen verspillen aan de minst impactvolle. Zie voor een sterk pleidooi hierover het artikel van Kevin Starr in de Stanford Social Innovation Review: ‘Don’t Feed the Zombies’.
Belangrijk issue om aan te snijden. Geen helden, maar uitnemende organisaties. Je bijgevoegde link naar Don’t feed the zombies is interessante kost. Pleit o.a. voor impact pledges ipv giving pledges! Dank daarvoor.